Op de heuvel van de nacht staat een man.
Hij is lang en rijzig.
Een dunne, uitgerekte gestalte.
Een somber silhouet.
Het maanlicht fluistert in het duister
als hij daar staat, verdwaald.
Hij is altijd of te vroeg of hij is te laat.
Hij is verloren.
En hij prevelt plots zijn zinnen zacht
op de zwarte heuvel van de nacht.
‘Huil niet als ze sterft,
want wat je erft
is de leugen.’
Op de heuvel van de nacht staat een man.
Hij is lang en rijzig.
Een dunne, uitgerekte gestalte.
Een somber silhouet.
Het maanlicht fluistert in het duister
als hij daar staat, verdwaald.
Hij is altijd of te vroeg of hij is te laat.
Hij is verloren.
En hij prevelt plots zijn zinnen zacht
op de zwarte heuvel van de nacht.
‘Huil niet als ze sterft,
want wat je erft
is de leugen.’